roken, roken is fijn sigaretten zijn lekker roken, roken is fijn sigaretten zijn lekker |
|
|
Is Roken Verslavend?Tijdens de verkiezings campagne voor het Presidentschap viel Bill Clinton met succes de Tabaksfabrikanten aan als de grote nationale vijand terwijl Bob Dole de rol van collaborateur op zich nam door de verslavende werking van nicotine te bagatelliseren. De Food and Drugs Administration probeerde zeggenschap over tabak te verkrijgen door te verklaren dat sigaretten een 'nicotine delivery device' is en dat tabaksfabrikanten, gelijk drugs verkopers , hun klanten voor altijd aan de haak proberen te slaan . Er worden honderden processen gevoerd tegen tabaksfabrikanten, waaronder groeps processen en processen van overheden op staats niveau, Zij beschuldigen de fabrikanten samen te spannen om rokers verslaafd te maken. Deze ontwikkelingen zijn het gevolg van een verandering van opvatting t.o.v. sigaretten. Hoewel gerechtvaardigd uit oogpunt van volksgezondheid het voortdurende benadrukken van de verslavende werking van sigaretten kan de zaak alleen maar erger op maken.Om te begrijpen waarom vereist een zorgvuldige beschouwing van de conventionele wijsheid over tabak, die veel lijkt op de verkeerde opvattingen omtrent drugs. Gedurende de tweede helft van deze eeuw werd het klassieke model van verslaving, dat afkomstig was van het misbruik van narcotica steeds meer toegepast op het gebruik van sigaretten. Het klassieke model beweert dat het gebruik van bepaalde chemische stoffen leidt tot lichamelijke afhankelijkheid, of wel direct, ofwel na een langer durend gebruik. Die lichamelijke afhankelijkheid uit zich in ontwenningsverschijnselen, die alleen teniet gedaan kunnen worden door verder drugsgebruik. Zoals Steve Hyman, directeur van het National Institute of Mental Health, onlangs schreef in Science: "Herhaald gebruik van verslavende drugs als opiaten, cocaïne en amfetamine leiden tot afhankelijkheid en daarna tot ontwenning." Dit cyclische model, waarbij de drug zowel probleem als oplossing is, biedt een simpele uitleg van het verslavingsproces, dat voor het grote publiek makkelijk te begrijpen is. In het geval van roken is de verslavende werking de belangrijkste reden om tabak te reguleren. Maar de uiteindelijke reden van verslaving wordt door het klassiek model eerder verborgen dan verklaard. Het vrerklaart net zo min het roken van sigaretten als het gebruik van drugs. Als een chemisch middel verslavend is in de zin zoals Hyman het beschrijft, dan verwachten wij dat iedereen die regelmatig drugs gebruikt daar ook verslaafd aan zal raken. Toch is het slechts een minderheid van diegenen die illegale drugs gebruiken of het nu cocaïne, marihuana of amfetamine is, die een afhankelijkheid ontwikkelen. Het percentage van verslaving, zoals gedefinieerd in het American Psychiatric Association's Diagnostic and Statistical Manual, onder gebruikers van alcohol en cocaïne ligt tussen de 15% en 17%. Zelfs in een steekproef van 79 regelmatige crack gebruikers, vonden Patricia Erikson en haar collega's van het Toronto's Addiction Research Foundation dat slecht 37% de drug vaak gebruikt hadden (meer dan honderd keer) en dat 67% de drug niet gebruikt hadden in de afgelopen maand. Eenzelfde patroon geldt ook voor tabak. In het 1994 National Household Survey on Drug Abuse, meldde 73% van de ondervraagden ooit sigaretten gerookt te hebben, maar slechts 29% had in de afgelopen maand gerookt, d.i. dus minimaal één sigaret in de afgelopen maand. In het mei/juni nummer van Mother Jones slaagde Jeffrey Klein erin te beweren dat nicotine verslavend werkt en, tegelijkertijd, dat de tabaksindustrie jonge rokers verleid om de 1.3 miljoen Amerikanen te vervangen die elk jaar met roken stoppen. Als nicotine zo verslavend is waarom slaagt dan de helft van alle Amerikanen die ooit gerookt hebben erin om te stoppen. Het klassieke model suggereert ook dat rokers gemakkelijk moeten kunnen stoppen als ze hun nicotine maar op een andere manier, zoals de nicotine pleister, binnen zouden krijgen. Helaas slechts weinigen van de tienduizenden nicotinepleister gebruikers slaagt erin te stoppen (tussen de 10% en 15%). In directe tegenspraak met het klassieke model bleven de meesten gewoon doorroken terwijl ze de pleister gebruikten. De consumptie van kankerverwekkende stoffen ging gewoon door terwijl het nicotine niveau in het bloed al hoog was. In een studie naar nicotine vervangende methoden trok het tijdschrift Psychopharmacology de conclusie dat "het gebrekkige effect (van de pleister) op het gebruik van sigaretten is verrassend en geeft aan dat rokers hun sigaret om andere reden opsteken dan vanwege een laag nicotine gehalte in het bloed". De meeste mensen die met succes stoppen doen dat na enkele mislukte pogingen. Als verslaving het gevolg is van lichamelijke afhankelijkheid van een chemische stof (in dit geval nicotine) dan zou de terugval moeten geschieden tijdens de ontwennings fase, die bij nicotine enkele weken duurt. Toch geschiedt de terugval bij een groot deel van de stoppers reeds lang na deze kritieke fase. De roker in dan al lang door de ontwennings fase heen. Toch begint hij weer te roken. Studies tonen aan dat er geen verband is tussen zwaarte van de ontwenning en de kans om opnieuw te beginnen. Iedere voormalige roker kan je vertellen dat in bepaalde omstandigheden, op bepaalde tijden, de behoefte aan een sigaret zeer sterk kan zijn, zelfs maanden of jaren later. In deze gevallen is de behoefte aan een sigaret het gevolg van de omstandigheden en niet het gevolg van de ontwenningsverschijnselen. Dit is een van de redenen dat mensen die gestopt zijn met illegale drugs, als cocaïne en heroïne, zeggen dat ze meer moeite hebben gehad om te stoppen met roken van sigaretten. Omdat sigaretten onder veel verschillende omstandigheden gerookt worden (verveling, na het eten, tijdens het rijden) en op verschillende plaatsen (auto, op het werk, thuis), is de prikkel om te roken wijder verbreid dan voor illegale drugs. De neiging tot sigaretten roken is een stuk gecompliceerder dan het klassiek model van verslaving wil doen voorkomen. Dit model is gevaarlijk omdat zij de psychosociale factoren die leiden tot roken negeert. Om tot een volledig model te komen is het nuttig een onderscheid te maken tussen verslaving aan nicotine, waar een pharmacologisch proces de oorzaak van is, en verslaving aan sigaretten, waar een sociaal -psychologische proces aan te gronde ligt. Niemand ontkent (behalve misschien de tabaksfabriken) dat sigaretten roken verslavend kan zijn , maar het is totaal iets anders om te zeggen dat nicotine verantwoordelijk is voor de verslavende werking van sigaretten. Nicotine is noch een voldoende, noch waarschijnlijk een noodzakelijke voorwaarde om tot een sigaretten verslaving te komen. Omdat verslaving aan sigaretten vooral een psycho-sociale oorzaak heeft, betekent dat economische, sociale en culturele factoren een zeer belangrijke rol spelen bij het verwerven en behouden van de gewoonte om te roken. De neiging om de verslaving aan sigaretten vooral te wijten aan een chemische oorzaak is waarschijnlijk een van de belangrijkste culturele factoren die de verslaving in stand houdt. Het klassieke model leert rokers dat het verschrikkelijk lastig is om te stoppen met roken, terwijl het tegelijkertijd de rokers ontslaat van de verantwoordelijkheid voor hun gedrag, als ze eenmaal begonnen zijn. Deze overtuiging romantiseert het roken van sigaretten en verheft nicotine tot een sublieme abstractie. Dit versterkt het verboden vrucht effect en verandert de gewoonte om te roken tot een cult gedrag. Roken krijgt zo een betekenis waar de jeugd van Amerika het meest naar op zoek is: sociale betekenis. Zoals Richard Klein schrijft in Cigarettes are sublime: "sigaretten roken is niet alleen een lichamelijke maar ook een uitweidende daad -een geluidloze maar welsprekende vorm van expressie". Om de krachten die het gebruik van drugs bevorderen tegen te gaan zou de betekenis van verslaving zodanig verbreed moeten worden dat het ook de vele veranderende sociaal-psychologische factoren, waaronder wij leven, omvat. Tot nu toe werd ofwel de schuld voor de verslaving geheel bij het individu gelegd ofwel bij de 'verslavende' stof. Het is beter te realiseren dat verslaving een complex proces is met op z'n minst drie verschillende niveaus. Allereerst is er het meest directe niveau, zowel van kortstondige als langdurende biologische processen, die van belang zijn voor de psychologische ervaringen van drugsgebruik en niet-gebruik. Zelfs met dezelfde drug verschillen de ervaringen die mensen ermee hebben gehad. Wetenschappers en journalisten vergeten gemakkelijk dat aan ieder psychologisch proces een biologisch proces ten grondslag ligt. Ontdekkingen over de biologische principes van verslaving zijn geen bewijs dat het ook een biologisch probleem is en geen psycho-sociaal probleem. Het eten van veel en vet voedsel heeft grote biologische gevolgen, maar hieruit kan niet afgeleid worden dat het probleem van overgewicht een biologisch probleem is. Inderdaad, pogingen om het verslavings proces te veranderen op grond van biochemische oorzaken (zoals de nicotinepleister) hebben weinig succes gehad. Het volgende niveau is het psychologische, dat, met als basis de biologie, gevormd wordt door persoonlijke ervaringen die voor een ieder anders zijn. Onder dezelfde omstandigheden reageren verschillende mensen op verschillende manieren. De reden van verslaving kan voor ieder individu een andere zijn. Zoals de schotse film Trainspotting duidelijk maakt: ieder geschiedenis van verslaving is net zo complex als andere persoonlijke geschiedenissen. Er zijn pogingen gedaan om mensen op dit niveau te helpen om van hun verslaving (vooral alcohol en drugs) af te komen en met een zeker succes. Er worden nu methoden ontwikkeld om mensen bepaalde behandelingen te laten ondergaan op grond van hun psychologische en sociale kenmerken. Dit brengt ons tot het derde niveau: de culturele factoren. De gevolgen van druggebruik en verslaving vertonen grote verschillen tussen landen en tijden. De culturele factoren zijn geworteld in de psychologische maar zijn niet herleidbaar tot psychologische factoren, zoals ook de psychologische factoren niet herleidbaar zijn tot de biologische. Wanneer we verschillende volkeren in ogenschouw nemen dan stellen we vast dat de mate van consumptie van alcohol niet het voorkomen van alcoholproblemen verklaard. De Italianen bijvoorbeeld drinken traditioneel veel alcohol maar alcoholisme en dronkenschap komen bij hen nauwelijks voor. De gevolgen van alcoholgebruik als orde verstoring en geweld komen bij hen nauwelijks voor. Ook dit verschilt van cultuur tot cultuur. Gezien de rol van de cultuur in betrekking tot verslaving en de grote veranderingen die zich hebben voorgedaan in onze houding ten opzichte van roken, is het zeer wel mogelijk dat de jonge roker van vandaag een geheel andere is dan de roker van 50 jaar geleden. Degenen die nu met roken beginnen weten dat het ongezond is en eventueel dodelijk. Mensen die desondanks beginnen met roken zullen waarschijnlijk trouw blijven aan hun nieuw verworven gewoonte en daarmee het politiek correcte beeld van verslaving bevestigen. Maatregelen die gebaseerd zijn op het klassieke model van verslaving zullen hun doel -verhinderen dat mensen beginnen en mensen die roken laten stoppen - missen.
Richard J. DeGrandpre |